Wet educatie en beroepsonderwijs
Artikel 2.5.3 Jaarrekening
1
Het bevoegd gezag stelt jaarlijks een jaarrekening vast over het afgelopen jaar.
2
In de jaarrekening legt het bevoegd gezag verantwoording af over het financiële beheer van de instelling voor zover het betreft de ingevolge deze wet uit ?s Rijks kas ontvangen middelen. Uit de jaarrekening dient te blijken dat sprake is van een rechtmatige en doelmatige aanwending van de rijksbijdrage. Van niet doelmatige aanwending van de rijksbijdrage is in ieder geval sprake voorzover bedragen daaruit worden aangewend voor het op enigerlei wijze compenseren van de deelnemers of examendeelnemers voor les- en cursusgeld respectievelijk examengeld. Bij ministeriële regeling kunnen met het oog op de verantwoording van de rechtmatigheid en doelmatigheid van de aanwending van de rijksbijdrage nadere voorschriften worden gegeven voor de inrichting van de jaarrekening.
3
Het resultaat van het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft wordt verrekend met de algemene reserve van de instelling.
4
Het bevoegd gezag dient de jaarrekening voor 1 juli van het jaar volgend op het boekjaar bij Onze Minister in. De jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een door het bevoegd gezag aangewezen accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Bij de aanwijzing van de accountant bedingt het bevoegd gezag dat aan Onze Minister op diens verzoek inzicht wordt geboden in de controlerapporten van de accountant.
5
Het bevoegd gezag maakt de jaarrekening, vergezeld van de verklaring, bedoeld in het vierde lid, openbaar.
6
Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat het ten behoeve van Onze Minister beschikt over een overzichtelijke informatieverzameling van de financiële gegevens die op enigerlei wijze van belang zijn voor de berekeningswijze, bedoeld in de artikelen 2.2.2 en 2.2.12.
7
Het bevoegd gezag houdt per begrotingsjaar nauwkeurig boek van baten en lasten en draagt er zorg voor dat de baten en lasten nauwkeurig en herkenbaar zijn verwerkt in de in het zesde lid bedoelde informatieverzameling.
8
Het bevoegd gezag bewaart de informatieverzameling en de desbetreffende boeken en bescheiden, bedoeld in het zesde en zevende lid, gedurende een periode van zeven jaren.
9
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden vastgesteld omtrent de wijze van beschikbaarstelling van de gegevens en de wijze van ordening daarvan.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.